قَالَ بَلۡ أَلۡقُواْۖ فَإِذَا حِبَالُهُمۡ وَعِصِيُّهُمۡ يُخَيَّلُ إِلَيۡهِ مِن سِحۡرِهِمۡ أَنَّهَا تَسۡعَىٰ
Hij zeide: "Neen, werpt gij." Dan ziet, het scheen hem wegens hun toverkunst toe, dat hun koorden en staven zich voortbewogen
Author: Van De Taal